Zondag 18 augustus 2019 17.00 uur

Intermezzo rond half zes: Mariet Lems over haar ontmoetingen met Jozef Eijckmans (1907-1996), dichter en erelid van de Haagse Kunstkring.

1e van een tweemaandelijkse borrel op zondag met een kort optreden door een kunstenaar.

a Jozef Eijckmans

Iedereen welkom. Toegang vrij.

 

'BORREL MET ......... ' is een onderhoudend samenzijn van leden en en ook niet-leden van de Haagse Kunstkring, een met wat kunst aangeklede borrel. Toen het nog 'Letterenborrel' heette dachten veel mensen dat het vooral voor en van literatoren was. Niet dus. Iedereen, lid of geen lid, is welkom. Rond half zes is er steevast een optreden van 15 tot 30 minuten van een werkend lid van welke afdeling dan ook. Deze keer is het de dichter en schrijver Mariet Lems.

 

Ontmoetingen met Jozef Eijckmans, door Mariet Lems

Jozef Eijckmans (Gorinchem 1907-1996 Den Haag) was van begin jaren vijftig tot  aan zijn dood, met enkele onderbrekingen lid van de Haagse Kunstkring afdeling Letteren. Of hij er vaak kwam weet ik niet; ik ken hem als een man die zich verre hield van gezelschappen. Tegelijkertijd hunkerde hij naar erkenning. Die kreeg hij in de jaren vijftig van Paul Rodenko die zijn talent in de Posthoorn ontdekte en zijn eerste bundel Bij mijn leven nog samenstelde en uitgaf bij Boucher.

Eijckmans debuteerde op zijn 48e, in een tijd dat de Vijftigers het voor het zeggen hadden. Hij had een volstrekt eigen stijl, beschouwend en vaak cryptisch. Altijd met de taal op rantsoen, uitgekleed, sober. Nadat hij, na een opleiding op het conservatorium, zijn piano buiten de deur had gezet omdat hij niet met ongetalenteerde mensen kon omgaan, wijdde hij zich met hart en ziel maar ook met afschuw en grote twijfels aan de poëzie. Er zouden 27 bundels volgen met in 1988 de Verzamelde Gedichten, door zijn goede vriend Wim Hazeu uitgegeven bij De Prom. Zijn laatste bundel Overdood werd postuum uitgegeven.

Ik leerde hem in 1987 op een bijzondere wijze kennen, een vriendschap die tot zijn dood zou duren. Hoe hij als een skiër door zijn kamer slalomde, van keuken naar kamer, met gebakjes in zijn hand, die maar niet op schoteltjes geraakten omdat hij maar bleef praten over vroeger, over zijn buurmeisje Ida Gerhardt in Gorinchem, de dichterswereld, zijn nieuwste gedicht, de muziek. In een kamer met duizenden grammofoonplaten en boeken met een altijd gedekte ontbijttafel, liet hij na het praten de naald op een meesterwerk zakken en verzonk hij in uiterste concentratie, de tikken en het gekraak negerend.

Mariet Lems