Zondag 4 februari 2018 17.00 uur

Jan Eijkelboom en de kring waarmee hij in de jaren 50 en 60 omging.Door Kees van 't Hof, biograaf van journalist/dichter Eijkelboom (1926-2008). Korte lezing en doorpraten onder de borrel. Gratis toegang

Jan Eijkelboom

De latere dichter Jan Eijkelboom (1926-2008) kwam in 1950 terug uit Indonesië waar hij als oorlogsvrijwilliger had deelgenomen aan de zogenoemde 'politionele acties'. Hij had in militaire dienst vaardigheid gekregen in het gebruik van het Engels. Op de Zuiderkruis waarmee hij repatrieerde, kreeg hij in een Schots tijdschrift gedichten onder ogen van de Engelse poëet John Donne (1572-1631). Hij vond vooral diens Epithalamion made at Lincolnes Inne heel fraai. De regel waarmee elk couplet eindigde vond hij prachtig: 'To night, put on perfection and a womans name.' Lezend op het dek van het troepentransportschip overviel hem al snel het verlangen om het gedicht te vertalen. De wens om het 'op die manier dichter bij zichzelf te brengen' zou een constante worden in zijn verdere leven en zou tevens leiden tot veel vertalingen.

Toen hij terug was bij zijn ouders in Dordrecht, besloot hij dan ook Engels te gaan studeren in Amsterdam. Na een jaar ging hij over op Politieke en Sociale Wetenschappen. Tijdens een kennismaking voor eerstejaars leerde hij Joop Goudsblom kennen, de latere socioloog die o.m. bekend werd met zijn studie over 'Het Vuur'. Zijn boezemvriend Jan Emmens die inmiddels in Utrecht kunstgeschiedenis deed, kende hij nog van het Marnix-gymnasium in Rotterdam waar ze allebei op school hadden gezeten. In de weekenden zocht hij hem soms op. In diens kamer zag hij al snel een aantal mensen die hij in het volgende decennium vaak opnieuw zou ontmoeten. Het ging bijvoorbeeld om Pierre Vinken, de latere voorzitter van de Raad van bestuur van het Elsevier Concern, om Theo Sontrop die later directeur zou worden van de Arbeiderspers en om Peter Vos die beroemd zou worden met zijn tekeningen in Vrij Nederland.

Inmiddels was hij bezig om vorm te geven aan wat hij op Oost Java had meegemaakt. Tijdens de lange weg die hij aflegde voordat zijn verhaal De terugtocht in 1953 in het literaire tijdschrift Libertinage werd afgedrukt, leerde hij bovendien Rob Nieuwenhuys kennen die later bekend zou worden als de schrijver van de Oost-Indische Spiegel. Tenslotte maakt hij kennis met Renate Rubinstein.

Met een aantal van hen zou hij meewerken aan studentenbladen als het Utrechtse Parasol en het Amsterdamse Propria Cures. Met een drietal van deze vrienden richtte hij Tirade op. Vervolgens zou hij de meesten weer betrekken bij Vrij Nederland waarvan hij in 1957 kunstredacteur en adjunct-hoofdredacteur was geworden.

Wie waren deze latere beroemdheden in zijn kring en waar hielden ze zich in eerste instantie mee bezig? In de biografie van Jan Eijkelboom die ik schrijf, vertel ik over hen. Het blijkt dat het vaak kleurrijke figuren zijn. Op 4 februari lees ik voor uit mijn manuscript en zal ik ze voor u oproepen.

Kees van 't Hof